zondag 29 december 2013

Taalzorg

1. Dit zijn de dt-regels van de tegenwoordige tijd:
Soms mis ik nog wat bij dt-regels dus hierbij wat uitleg:

Op vrijwel alle werkwoorden zijn voor de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd enkelvoud de volgende regels van toepassing:
  • voeg geen t toe als het onderwerp ik is: ik maak / ik wordmaak ik / word ik
  • voeg geen t toe als het onderwerp jij/je is én achter de persoonsvorm staat: maak jij / word jij
  • voeg wél een t toe als het onderwerp jij/je is én vóór de persoonsvorm staat: jij maakt / jij wordt
  • voeg wél een t toe als het onderwerp u is: u maakt / maakt uu wordt / wordt u
  • voeg wél een t toe als het onderwerp een derde persoon is:
    • hij / zij / Mark / Fleur / het meisje / de klas / onze afdeling / het boek / Den Haag / Nederland / wie / wat / ... maakt / wordt
    • maakt / wordt hij / zij / Mark / Fleur / het meisje / de klas / onze afdeling / het boek / Den Haag / Nederland / ...

Op deze site zie je nog enkele voorbeelden: https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/d-t-of-dt

2. Hoofdletter of kleine letter

1 Begin van de zin

Een zin begint met een hoofdletter.
Voorbeeld: Ga je mee?

Als de zin begint met een woord zoals 's morgens, schrijf je de s niet als hoofdletter, maar de eerstvolgende letter wel.
Voorbeeld: 's Middags is de school om twee uur uit.

Als de zin begint met een gelal in cijfers krijg je helemaal geen hoofdletten aan het begin van de zin.
Voorbeeld: 13 is een ongeluksgetal.

2 Bij een citaat

Als je een citaat aankondigt, volgt na de : een hoofdletter.
Voorbeeld: De president zei: 'Ons land staat bij een ramp natuurlijk direct klaar met hulp.'

3 Namen van heilige personen en zaken

Wat als heilig geldt, krijgt een hoofdletter, ook als het gaat over persoonlijke voornaamwoorden.
Voorbeeld: Ik geloof in God en dat Hij goed in voor iedereen.

Namen van heilige zaken krijgen een hoofdletter, ook als ze in samenstelling staan.
Voorbeeld: de Bijbel, Bijbeltaal, de Koran, Koranspreuk, Boeddhabeeld

4 Eigennamen

Eigennamen krijgen een hoofdletter.
Voorbeeld: Danny, het Andesgebergte, Moskou, de Efteling, Volkswagen
Bij persoonsnamen gaat het zo.
Voorbeeld: mevrouw Van den Brink, Mevrouw P. van den Brink
Het voorvoegsel van een eigen achternaam krijgt altijd een kleine letter als die naam achter de naam van de partner komt te staan.
Voorbeeld: mevrouw Gruiters - van Baal


Op deze site zie je nog enkele voorbeelden: http://plazilla.com/wanneer-moet-je-nou-hoofdletters-gebruiken

3. Wanneer moet je komma's plaatsen
In de volgende gevallen is een komma altijd op z'n plaats:
  • In opsommingen: 'Zij schrijft artikelen, essays, romans, verhalen en columns.'
  • Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: 'Oma had een mooie, oude, eiken linnenkast.' (Meer voorbeelden vindt u hier.)
  • Voor en na een bijstelling: 'Schultz van Haegen, de minister van Infrastructuur en Milieu, deed een nieuw voorstel.'
  • Voor en na een uitbreidende bijzin: 'De cursisten, die goed Nederlands spreken, vinden die komma's niet moeilijk.' (Zie ook ons advies over de komma voor die en dat.)
  • Na de aanhef boven een brief: 'Geachte heer/mevrouw,'.
  • Voor en/of na een aanspreking: 'Sanne, heb je het naar je zin hier?', 'Lukt dat deze week nog, papa?', 'Luister, jongen, zo werkt dat niet.'

    Site: https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/komma-algemene-regels

4. Wanneer is hun juist en wanneer hen?
Gebruik het persoonlijk voornaamwoord hen in de volgende gevallen:
  1. Na een voorzetsel. Bijvoorbeeld: 'Ik geef het boek aan hen'; 'Ik deed het voor hen'; 'Zijn houding jegens hen'; 'Hoe gaat het met hen?'; 'Hij blijft altijd bij hen'; 'De mensen stonden om hen heen'; 'Dankzij hen ben ik op tijd'; 'Wat moet er volgens hen gebeuren?'
  2. Als lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: 'Ik bekijk hen'; 'Hij ontslaat hen'; 'Zij mijdt hen.'
Gebruik het persoonlijk voornaamwoord hun als het een meewerkend voorwerp is (ook wel een indirect object genoemd). Je kunt er dan vaak een voorzetsel bij denken (aan,voor, bijvolgens) of een voorzetselgroep (met betrekking totten aanzien van e.d.).  Voorbeelden:
  • Ik geef hun het boek. (hun = 'aan hen')
  • Hij schonk hun een kopje koffie in. (hun = 'voor hen')
  • Hij rookt hun te veel. (hun = 'volgens hen, wat hen betreft')
  • China is hun te ver. (hun = 'voor hen')
  • De tranen stonden/sprongen hun in de ogen. (hun = 'bij hen')

    5. Verleden tijd
  • De regel ‘t exkofschip gebruik je in de verleden tijd alleen bij zwakke werkwoorden. Dat zijn werkwoorden die bij verandering van tijd niet van klank veranderen. Werkwoorden als ‘vinden’, ‘zwemmen’, ‘zijn’, ‘worden’, ‘blijven’ zijn dus voor ons op dit moment niet interessant, want dat zijn sterke werkwoorden die van klank veranderen als je de tijd verandert. Kijk maar: vind/vond – zwem/zwom – zijn/was – word/werd – blijf/bleef.
    We richten ons dus alleen op de zwakke werkwoorden bij het gebruik van de regel ‘t exkofschip:
    mix/mixte – verf/verfde – verhuis/verhuisde – antwoord/antwoordde – verwacht/verwachtte – passen/paste
    De grote vraag is dan altijd of het nu ‘mixte’ of ‘mixde’ is. Is het nu ‘verfde’ of ‘verfte’, ‘verhuisde’ of ‘verhuiste’, ‘antwoorde’ of ‘antwoordde’,  ‘verwachte’ of ‘verwachtte’ en ‘pastte’ of ‘paste’.
    Daar kun je op de volgende manier achter komen:
    Je neemt de stam van het betreffende zwakke werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen. Gebruik nooit de ik-vorm, want dan kom je in de problemen bij werkwoorden als ‘verven’ en ‘verhuizen’, waar de ‘v’ dan een ‘f’ wordt en de ‘z’ een ‘s’.
    mixen – mix
    verven – verv
    ..

    Meer uitleg vind je op de site: 
    http://wp.digischool.nl/nederlands/home/spelling/werkwoordspelling-d-of-t/
Presenteren in het dialect:

Hieronder ziet u een filmpje waar presentatrice Evy Gruyaert in het dialect presenteert.
Ik vind dit eens leuk om te bekijken.
Het is anders en grappig omdat we dit niet gewend zijn.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten